Rondtrekkende zangers

“Rondtrekkende zangers – troubadours, trouvères, minnezangers, barden, jongleurs en minstrelen, Meistersinger”

Troubadours en trouvères, hun Duitse en Britse tegenhangers vertegenwoordigen een aloud ambacht. Ze waren dichters van wereldlijke poëzie en componisten en hun ontwikkeling hield altijd gelijke tred met de maatschappij waarin hij leefde, het was er een afspiegeling van. 

maxresdefault

Troubadours waren vooral terug in Zuid-Frankrijk te vinden en zongen in de langue d’oc, terwijl de trouvères voornamelijk in het noorden van Frankrijk hun gezangen in de langue d’oïl vertolkten. Zij bezongen de hoofse liefde, die platonisch was maar ook de oorlog (b.v. de kruistochten) was een geliefd onderwerp. Daarnaast werden hekeldichten geschreven en stelden zij sociale wantoestanden en vuige kuiperijen aan de kaak in hun gedichten, hetgeen niet altijd door iedereen op prijs werd gesteld. Ook andere liedvormen zoals dageraadsliederen, feestliederen, politieke liederen waren eveneens onderdeel van het repertoire van deze rondtrekkende kunstenaars. De Noord-Franse trouvères hebben grote invloed uitgeoefend op Middelnederlandse dichters van liefdeslyriek als Heinric van Veldeke en Hadewijch.  De Duitse Minnesänger hadden hetzelfde doel als de troubadours en trouvères in Frankrijk, maar de minneliederen zijn over het algemeen wat ‘stijver’ en minder expressief.

maxresdefault (1)

Barden waren dus eveneens lyrische dichters en zangers in met name de Keltische talen. Zij kunnen rustig beschouwd worden als voorgangers van wat tegenwoordig wel singersongwriter wordt genoemd. Barden werden al vermeld door de Romeinse geschiedschrijvers. Zij werden door vorsten betaald om hun eer te bezingen, vooral hun heldendaden. Het oudst bekende bardengedicht stamt uit Ierland en dateert uit de 9e eeuw. In Wales stonden de barden in hoog aanzien. In Ierland vormden de filid (een klasse van geleerde dichters in middeleeuws Ierland) de hoogste klasse van hofdichters en namen barden een lagere plaats in. Later traden de barden (in Engeland) niet alleen meer op voor de adel, maar ook voor het gewone volk. Zij reisden rond als de Franse troubadours zongen overal in dorpen en steden hun verzen. Hun liederen waren niet altijd oorspronkelijk, maar gebaseerd op volksliederen, waar zij soms eigen tekst of een nieuwe melodie aan toevoegden. Vaak gaat het in oorsprong om een orale traditie.

poster-minnesaenger-mit-seinem-knappen-1867-223886

Minstrelen waren middeleeuwse artiesten, in een of ander werkverband verbonden aan een kasteel, waar hun broodheer gevestigd was. Zij zongen liederen, maakten muziek en poëzie, vertelden verhalen, veelal over actuele gebeurtenissen en personen, en voerde ook andere kunsten uit. Onderling vochten de minstrelen soms verbale duels uit. Minstrelen componeerden zelf of brachten composities van anderen of volksliederen. Jongleurs daarentegen verzorgden acrobatiek, muziek, zang, dans, toneelspel en voordracht van literaire (epische) teksten. Zij leverden soms ook commentaar op maatschappelijke gebeurtenissen. Jongleurs zijn de opvolgers van de rondreizende mimen, die in groepjes zang-, dans- en mimespelen uitvoerden. Ook de jongleurs trokken vaak rond in groepjes rond en traden op in kastelen, abdijen en op marktplaatsen. Na het hoogtepunt in de dertiende eeuw nam de betekenis van de jongleurs in de loop van de veertiende eeuw af en traden meer gespecialiseerde kunstenaars op de voorgrond, zoals musici en acrobaten.

Tenslotte ontstond in de late Middeleeuwen een bijzondere vorm van poëzie, de zogenaamde Meesterzang, in het Duits Meistergesang. Wat haar vorm betreft is het een voorzetting van de hoofse minnezang al speelt de liefde een ondergeschikte rol. Veeleer is er bij de Meistersinger sprake van didactische lyriek, hetgeen betekende dat men er een belerende boodschap in verwerkte: de mensen moesten er wat van opsteken. Het waren handwerkslieden die in meesterzangscholen (Meistersingerschulen) deze vorm van belerende poëzie schreven.

Ondanks dat vele van deze typen rondtrekkende zangers verantwoordelijk bleken voor de grote beeldenrijkdom in de latere Europese sprookjes, kwam door de eeuwen heen de nadruk toch steeds op andere aspecten te liggen. In de Renaissance nam het epos en de ballade in grote belangstelling toe en kwamen deze op de voorgrond te  staan. Later, tijdens de romantiek, nam de serenade een hoge vlucht. In dit ‘Music in Life’-college wordt op overtuigende wijze het belang belicht van deze rondtrekkende zangers en sprookjesvertellers. Hun bepalende en verantwoordelijk taak krijgt extra gestalte door de vele beeld- en geluidfragmenten, die dit alles rijkelijk ondersteunen en illustreren.

Met die passende fragmenten wordt de aangeboden informatie geïllustreerd en ondersteund. Kennis van en ervaring met het notenschrift en partituren is niet noodzakelijk. Met het audiovisuele materiaal lardeert muziekhistoricus Joop van Velzen, M.Sc./M.A. zijn presentaties zodanig, dat een goed samenhangend totaalbeeld ontstaat rond het onderwerp in kwestie. Na afloop kunnen de deelnemers in het bezit komen van digitale versies van zowel de presentaties als de betreffende beeld- en geluidsfragmenten.

De presentatie kunnen op aanvraag verzorgd worden op een door de opdrachtgever gewenste externe locatie. Neem daartoe via het contactformulier contact op met Joop van Velzen, muziekhistoricus van ‘Music in Life’!

U kunt zich inschrijven door het contactformulier in te vullen op de contactpagina.